In 2014 werd het wijkplatform benaderd door Eneco met de mededeling dat ze plannen hadden om windturbines te bouwen aan de noordkant van het Noordzeekanaal tegenover Tata Steel. We vroegen ons gelijk af wat de eventuele impact voor IJmuiden-Noord zou zijn.
Onze eerste gedacht ging in de richting van mogelijk geluidsoverlast. Voor slagschaduwen waren we niet bang, omdat de turbines van de zon af geplaatst zouden worden. Voor het geluid waren we ook niet heel erg bang. Ze zouden redelijk ver van onze wijk geplaatst worden (minimaal 600 m) en het geluid zou waarschijnlijk weg vallen tegen het achtergrondlawaai van Tata en het verkeer op de Kanaaldijk. Maar we realiseerden ons ook dat de turbines wel eens invloed zouden kunnen hebben op de uitstoot van de schoorstenen van Tata. Die gedacht werd versterk door de volgende foto van windturbines op zee.
Dit geeft echter een bedrieglijk beeld. De verklaring voor dit fenomeen is als volgt. Als de relatieve vochtigheid in de lucht heel hoog is, zorgt de beweging van de wieken van de windturbines er voor dat de lucht condenseert. Ze maken als het ware wolken. Die drijven vervolgens met de wind mee en kunnen dus heel ver komen. Dit is ongeveer vergelijkbaar met de vliegtuigstrepen in de lucht. Het fenomeen op de foto is dus geen maatstaf voor wat de windturbines met de uitstoot van schoorstenen doen. Als we dat wilden weten moest er een onderzoek komen.
Onderzoek Erbrink Stack Consult
We hebben Eneco zo ver weten te krijgen om een onderzoek te financieren. In gezamenlijk overleg met o.a. Dirk Weidema is het onderzoek gegund aan de onderzoeker Hans Erbrink van Erbrink Stack Consult, die een dergelijk onderzoek al eens eerder gedaan had. We hadden het volste vertrouwen in hem. Het rapport verscheen in 2016 en het resultaat uit het onderzoek is dat er over het geheel genomen geen noemenswaardige invloed is van windturbines op de uitstoot, maar zo zien de milieugroepen dat niet. Die brengen steeds naar voren dat de turbines binnen een straal van 1,5 km het milieu negatief beïnvloeden.
Invloed windturbines verwaarloosbaar
Omdat er kennelijk onduidelijkheid over het rapport van Erbrink was, heeft de provincie aan Erbrink gevraagd om het rapport nader toe te lichten Dit is op 1 juli 2021 gebeurt in aanwezigheid van Dirk Weidema, Luuk Kiers en Zwakman. Erbrink heeft uitgelegd dat wat de milieugroep zeggen geldt voor een hele specifieke situatie, namelijk voor een schoorsteen van 150 meter hoog op een afstand van 400 meter tot een windturbine van 120 meter hoog. Dan heeft de windturbine tot gevolg dat er binnen een straal van 1,5 km een ca. 10% verhoogde neerslag is. Maar bij Tata zijn honderden bronnen die nauwelijks tot niet beïnvloed worden door de turbines. Erbrink heeft de invloed voor 18 locaties in de IJmond uitgerekend.
Het verslag van het gesprek van 1 juli is hieronder in de bijlage gegeven.
Conclusie
In een hele specifieke situatie is er sprake van invloed door de windturbines, maar dit valt weg in het beeld van de complete uitstoot van Tata. De eindconclusie is dus dat de windturbines geen noemenswaardige invloed op de uitstoot van Tata Steel hebben (zie tabellen hieronder) en in sommige gevallen het effect zelfs gunstiger is.
Tabel 1. PM10 concentraties op 18 locaties rond Tata Steel. Met of zonder de windmolens in 2018.
(kopie van tabel 4 uit het rapport)
Tabel 2. Gemiddelde toe- of afname (met windmolens ten opzichte van: zonder windmolens) van concentraties gemiddeld over de 18 locaties ten gevolge van plaatsing van 7 windmolens
(kopie van tabel 5 uit het rapport)
Bijlage
Belangrijkste punten bijeenkomst windmolens en verspreiding stof
7 juli 2021
Beste Dirk, Luuk en Johan,
We hebben het vorige week ruim een uur gehad over de rapporten die gaan over de invloed van Windpark Spuisluis en Windpark Ferrum (of “windpark Tata Steel”) op de verspreiding van stof/emissies. Met name de “binnen 1.5 kilometer” passage riep vragen op, dus dat zet ik hierbij voor de duidelijkheid ook op de mail.
De “effect binnen 1.5 kilometer” grafiek betreft alleen de bovenwindse situatie. Dat willen zeggen, in de heersende windrichting komt eerst de bron en dan de windmolen. In de benedenwindse situatie (eerst windmolen, dan bron) is zoals uitgelegd geen effect. Dat wil zeggen, twee effecten – hogere pluim en meer verdunning – compenseren elkaar.
We moeten in de bovenwindse situatie twee zaken tegelijk beschouwen:
Hoge bronnen: Die kunnen onder bepaalde omstandigheden een negatieve invloed hebben op de stof concentraties. Dit effect geldt alleen als de schoorsteen hoger is dan de windmolen. In de grafiek in het rapport gaat het om een fictief voorbeeld met een schoorsteen van 150 meter hoog op een afstand van 400 meter tot een windmolen van 120 meter hoog. Bij die specifieke samenstelling van hoogten en afstand krijg je een (duidelijk) negatief effect tot 1,5 kilometer. Maar nogmaals, deze samenstelling van hoogten en afstand waar die 1,5 kilometer bij hoort is een voorbeeld. Dit voorbeeld en bijbehorende grafiek zijn bedoeld om aan te tonen dat het gebruikte model goed werkt. Bij lagere schoorstenen met lagere windmolens is de afstand korter dan 1.5 kilometer.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de negatieve bijdrage op leefniveau zeer beperkt blijft. Hoge bronnen worden namelijk veel meer verdund. Het betreft voor fijnstof een toename van 0,02 µg t.o.v. een heersend achtergrondniveau van circa 20 µg. Ook zijn er in verhouding bij Tata Steel veel meer lage bronnen dan hoge bronnen aanwezig.
Lage bronnen: Dat wil zeggen, de schoorsteen is lager dan de windmolen. Deze bronnen zullen juist een verdunning van stof concentraties geven, op alle afstanden onder invloed van de windturbines. Hiermee zal juist een (beperkte) verbetering optreden van de stofconcentraties. Deze lagere bronnen hebben door hun lagere ligging juist een grotere invloed op de stof concentraties op leefniveau. Doordat er meer lage bronnen bij Tata Steel zijn en de lage bronnen meer invloed hebben op leefniveau zal deze verbetering in stofconcentraties daarmee groter zijn dan de in specifieke situaties optredende negatieve invloed van de hoge bronnen zoals hierboven beschreven.
Totaal (hoge bronnen + lage bronnen): Voor een eindoordeel moet worden gekeken naar het totaal van hoge en lage bronnen. Dat is allemaal in het rekenmodel en in de rapporten meegenomen. Dan zie je dat de stofconcentratie zowel op korte als op langere afstand niet of nauwelijks wordt beïnvloed door de windmolens (in positieve of negatieve zin). Voor de meeste locaties en stoffen is er zelfs een kleine afname ten opzichte van de nul-situatie zonder windmolens. Hiermee tonen de rapporten aan dat er geen verslechtering zal optreden van de stofconcentraties op leefniveau.
Tot slot: In het gesprek kwamen ook zorgen aan de orde over de gezondheid naar aanleiding van bijvoorbeeld RIVM rapporten en over de emissies van Tata Steel in zijn algemeenheid. Het is belangrijk om emissies te verlagen en de leefomgeving in de IJmond gezonder te maken, daar is geen discussie over. Windmolens hebben hier echter geen noemenswaardige invloed op.
Met vriendelijke groet,
Rogier Baars
Beleidsadviseur / procesmanager dossier Tata Steel – Omgevingsbeleid